De zaligheid is in geen ander. ** J(an) J(acob) Knap werd op 27 juni 1806 geboren in Amsterdam als zoon van een bakker. Zijn ouders waren eenvoudige, godvrezende mensen voor wie hij een groot respect had. Voor hen moest hij gedeelten van de Heidelbergse Catechismus uit het hoofd opzeggen.
Toen Jan Jacob dertien jaar was, stierf zijn vader. Zijn laatste woorden waren: ‘Ik sterf niet op mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar op die welke door het geloof in Christus is.’ Zijn moeder leerde hem dit versje: ‘Plant mij Heere in Uw akker. Haal mij uit mijn eigen grond. Maak mij door Uw Geest toch wakker. En mijn kranke ziel gezond!’
Hij studeerde te Amsterdam op het Atheneum en te Leiden aan de universiteit. Knap heeft totaal 12 gemeenten gediend.
Valkenburg (1829), Heerde (1831), Aarlanderveen (1836), Doornspijk (1843), Fijnaart en Heijningen (1844), Heeg (1845), Oud-Alblas (1853), Putten (1855). In deze gemeente werd hij bevestigd door S.J. de Hoest, Opheusden (1857), Vlissingen (1857). Zijn jaarsalaris daalde hier van f2000 naar f1400, Losdorp (1860), Woudsend (1862-1865).
Beroepen werd hij o.a. in: Genemuiden, ’s-Grevelduin-Capelle, Nijkerk, Oldebroek, Poortvliet, Staphorst, Veen en Veenendaal.
De intreetekst in zijn eerste gemeente op zondag 6 september was Romeinen 1 vers 16: ‘Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek.’ In zijn laatste gemeente was de intreetekst Éfeze 3 vers 8: ‘Mij, den allerminsten van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus.’
In zijn tweede gemeente kwam het tot een radicale ommekeer in zijn leven. Hij werd door God tot God bekeerd en ontving het geloof in de Heere Jezus Christus. Met de Afscheiding is hij niet meegegaan, ondanks een beroep van een Zwolse gemeente. Door veel afgescheidenen werd hij door zijn bevindelijke vroomheid als één van hen beschouwd. In Friesland trok hij zoveel volk, dat 2½ uur staan in het gangpad of zitten in de vensterbank voor velen geen bezwaar was. Door zijn trouw aan de Nederlandse Hervormde Kerk, waarover hij zeer kritisch kon preken, door zijn uitgegeven (tijd)preken en andere geschriften, heeft hij onder ‘hen die bleven’ velen aan zich gebonden. Hij kreeg meer dan 100 beroepen. Het meditatieve boekje over ‘Het eenzaam bidden’, dat vele herdrukken beleefde, is nog verkrijgbaar.
Ds. J.J. Knap behoorde bij de Friese reveilpredikanten van de 19e eeuw. Moedig bestreed hij de volkszonden en krachtig verkondigde hij het Evangelie van vrije genade. Trouw werd de huisgodsdienst in de pastorie gepraktiseerd.
In Vlissingen stierf zijn vrouw Catharina van Reenen op de leeftijd van 52 jaar. Het echtpaar kreeg twaalf kinderen van wie de helft jong overleed.
Op 29 maart 1865 werd Knap ’s avonds, even voor het slapen gaan, door een ernstige beroerte getroffen. Voor hij kort hierna stierf, vroeg zijn dochter: ‘Vader, wat zal er nu gebeuren?’ Zijn rustige antwoord was: ‘God zal het maken.’ Met de woorden: ‘Mijn Koning en mijn God. Eeuwig dank en eer’, ontsliep hij. Op zijn grafsteen lezen we in het Fries de woorden uit Johannes 5 vers 35a: ‘Hij was een brandende en lichtende kaars.’
De preek over Handelingen 4 vers 12a met als thema ‘De zaligheid is in geen ander’ werd in 1848 gehouden te Heeg.
Uitg. de Schatkamer, 28 pag. Nieuw!
© 2024 www.refoboek.com - Powered by Shoppagina.nl