Op zondagochtend 3 december 1939 neemt oud-minister Cornelis Kan in alle vroegte op het Centraal Station in Amsterdam afscheid van zoon Wim Kan, die samen met Corry Vonk in een geblindeerde trein naar Napels zal reizen, om daar scheep te gaan op de Sibajak van de Rotterdamse Lloyd. Het is voor het ABC-cabaret het begin van een tournee van honderd dagen door de Archipel op uitnodiging van de Nederlandsch-Indische Kunstkringen.
Die honderd dagen zullen er uiteindelijk 2279 worden. Want als in Nederland de Duitsers binnenvallen, kan van de geplande terugkeer in juni 1940 geen sprake meer zijn. Het ABC-cabaret, waarvan op dat moment ook Lya Sten en Cor Lemaire deel uitmaken, blijft in Indië spelen en gaat zevenmaal op tournee op de vier grote eilanden.
Corry Vonk en Wim Kan vestigen zich in de perioden dat zij niet op reis zijn in de Riouwstraat 53 in Bandoeng. De sfeer in Indië is dan nog koloniaal. Anderhalf jaar lang leeft men met het verre moederland-in-oorlog mee door speldjes te dragen met de tekst ‘Nederland zal herrijzen’. In de sociëteit zegt men bij het heffen van het glas dapper ‘oranje’ in plaats van ‘proost’.
Totdat op 8 december 1941 Nederlands-Indië wordt wakker geschud wanneer de Japanners zich in de oorlog gaan mengen. Algehele mobilisatie volgt. En Wim Kan, tot dan als buitengewoon dienstplichtige nooit eerder in militaire dienst geweest, wordt opgeroepen voor het KNIL.
Hoewel hij verwacht bij het O. en O. (Ontwikkeling en Ontspanning) te worden ingedeeld, moet hij zich melden bij het D.V.O. (Departement van Oorlog), waar hij wordt aangesteld als radio-omroeper omdat hij ‘zo'n bekende stem’ heeft.
Dagelijks moet hij op vaste tijden berichten van het hoofdkwartier omroepen: ‘Hier is het hoofdkwartier van de generale staf te Bandoeng. Wij hebben op het ogenblik geen mededelingen voor u. Het hoofdkantoor van de generale staf sluit nu!’ Zaterdag 7 maart 1942 vallen de Japanners Java aan. Kan ziet samen met een kapitein in de tuin van het omroepgebouw de naderende vliegtuigen. Zijn dat de onzen? Kan telt de vliegtuigen. ‘Een, twee, drie, vier, vijf...’ Wim Kan, Burmadagboek 1942-1945 10 ‘Hou maar op,’ antwoordt de kapitein, ‘dat moeten Jappen zijn, want het zijn er meer dan vier!’
De volgende dag verschijnt er een officieel communiqué waarin staat dat het KNIL heeft opgehouden te bestaan. Er volgt een bevel dat al het personeel van het Departement zich een dag later om acht uur 's ochtends voor het gebouw moet melden. Kan neemt afscheid van Corry Vonk in de veronderstelling dat hij een soort krijgsgevangenschap zal moeten ondergaan. Maar na een hele dag met honderden anderen in het gras voor het Departement te hebben gelegen, komt hij 's avonds weer thuis.
Dit spel herhaalt zich enkele dagen. Tot vrijdag 13 maart. Uitgerekend op die ongeluksdag komt Kan, die zich op de fiets snel even had willen melden, niet meer thuis. De krijgsgevangenschap is begonnen. Vijf weken lang vindt de internering plaats in het gebouw van het D.V.O. zelf. De sfeer is ontspannen. Bezoek van de vrouwen is mogelijk, er worden boodschappen gedaan en Nico Rayer, die in contact wordt gebracht met Wim Kan, gaat thuis zijn accordeon halen. Met dat ‘tuchthuisorgel’ treden ze samen op.
Maar gaandeweg worden de regels van de Japanners strenger. Eerst is er nog van vier tot zes uur bezoek mogelijk, dan wordt de bezoekregeling afgeschaft en vervolgens wordt élk contact met de buitenwereld op straffe des doods verboden. Na vijf weken verhuist men naar het Landsopvoedingsgesticht (L.O.G.). Hier houdt Kan al een dagboek bij, maar het eerste schoolschrift gaat bij de volgende verhuizing verloren. Het tweede schrift opent met die tweede verhuizing, als de gevangenen na zes weken L.O.G. zijn overgeplaatst naar het treinkampement Tjimahi. Dit boek is samengesteld uit de bewaard gebleven vier schoolschriften, een zeer dik schrift met harde kaft en een uiterst klein notitieboek. Naarmate de gevangenschap langer duurt, gaat Kan steeds kleiner schrijven; in 1944 wordt het handschrift zo miniscuul dat het nauwelijks meer te ontcijferen is.
Liedjes en trefwoorden voor de conference schrijft hij achter in het dikke schrift. De dagboeken worden door Nico Rayer bij de verplaatsingen in de accordeonkoffer meegesmokkeld. Wim Kan heeft als P.O.W.'er (Prisoner of war) nummer 71502 in dertien kampen gezeten. In die kampen doet hij wat hij altijd heeft gedaan en altijd is blijven doen: optreden. Hij levert zo een onschatbare bijdrage aan het moreel van zijn medegevangenen. Of zoals een Japanse kampcommandant hem eens beveelt: ‘You number one in Holland. You sing a song and all men sing together.’
Uitg. 270 pag. pb. in mooie staat!
© 2024 www.refoboek.com - Powered by Shoppagina.nl