Hillesum werd geboren in Middelburg maar woonde sinds 1924 in Deventer en ging hier naar het stedelijke gymnasium. Haar vader was eerst in Middelburg leraar klassieke talen en werd later rector op van het gymnasium in Deventer. Etty's moeder Rebecca was geboren in Rusland, maar vluchtte in 1907 met kaalgeschoren hoofd en soldatenkleren naar Amsterdam vanwege een grote jodenvervolging (pogrom). Ondanks dat haar overgrootvader opperrabbijn was in Zwolle, kreeg ze tijdens haar jeugd weinig van dit geloof mee. De familie liet zich in 1937 uitschrijven als lid van de Joodse gemeente.
In 1941 ontmoette ze de 54-jarige uit Duitsland gevluchte ex-bankier genaamd Julius Spier en ontstond een liefdesrelatie. Spier was handlijnkundige en had een kleine praktijk in zijn woning aan de Courbetstraat. Hij was verloofd met Hertha Levi, die in Engeland op hem wachtte. Op advies van Spier begon Etty op 9 maart 1941 met het schrijven van een dagboek. Het doel was dat ze hiermee door de oudere en nieuwere delen te vergelijken inzicht zou krijgen in haar persoonlijke ontwikkeling. In dit dagboek beschreef ze haar gevoelens, alledaagse ervaringen en gedachten. Haar minnaar werd in dit dagboek vermeld met de letter S.
Inmiddels had zij al verschillende malen Joodse studenten geholpen en in juli 1942 kreeg ze een baan als administratief medewerkster bij de Joodsche Raad, de Joodse organisatie die in opdracht van de Duitsers de Joodse gemeenschap in Nederland moest besturen. Etty's broer Jaap bemiddelde voor het verkrijgen van dit werk. Na enige tijd kwam ze terecht op de afdeling 'Sociale Verzorging Doortrekkenden' in Westerbork. Omdat de medewerkers van de raad zelf Joods moesten zijn voelde ze zich in eerste instantie zeker bij deze baan. Vanwege het werk genoot ze een uitzonderingspositie en mocht vrij het doorgangskamp in en uit. In het kamp, dat ze in haar dagboek als "de hel" omschrijft, probeerde ze haar Joodse volksgenoten die wachtten op transport naar Polen te helpen. In augustus 1942 moest ze zelf verplicht verhuizen naar deportatiekamp Westerbork. Doordat haar uitzonderingsbewijs nog geldig was reisde zij zonder problemen nog een aantal malen naar Amsterdam. Vanuit zowel Amsterdam als Westerbork beschreef ze haar ervaringen in tientallen brieven. In 1943 werden twee brieven illegaal uitgegeven onder de misleidende titel "Drie brieven van den kunstschilder Johannes Baptiste van der Pluym (1843-1912)".
Ze besloot niet onder te duiken en ging op 6 juni 1943 opnieuw naar Westerbork. In juli 1943 verloor ze haar uitzonderingspositie en werd hierdoor een gewoon kampbewoonster. Op 7 september 1943 werd zij met haar ouders en haar broer Mischa door de nazi’s getransporteerd naar concentratiekamp Auschwitz, waar ze op 30 november 1943 op 29-jarige leeftijd omkwam. Haar dagboek eindigt op 6 september 1943 met het bericht van een vriend. Eind september belandde ook haar broer Jaap in Westerbork, hij overleed tijdens een gevangenentransport.
De familie Smelik had de dagboeken in bewaring en deed vele tevergeefse pogingen om er een uitgever voor te interesseren. Tenslotte werden Etty's dagboeken, of althans een groot deel ervan, gebundeld en in 1981 uitgegeven door Jan Geurt Gaarlandt van uitgeverij De Haan onder de titel Het verstoorde leven - Dagboek van Etty Hillesum. Het boek werd onmiddellijk veel gelezen en is in veel talen vertaald.
Uitgeverij de Haan, Haarlem,197 pagina's pb. In goede staat!
© 2025 www.refoboek.com - Powered by Shoppagina.nl