‘Veel is hetzelfde gebleven sinds Bertrand hier de vorige keer was. Alleen is het ijs gesmolten en het gras op de oever begint groen te worden, maar de natuur is niet minder indrukwekkend dan toen. Even breekt de zon door. Op deze plek stonden Markus en hij de vorige keer. Verwonderd keken ze beiden over de kruiende ijsschotsen. Nu vormen wilde golven het decor. Markus zou zeggen … Met een vermoeid gebaar strijkt Bertrand langs zijn ogen. Markus is er niet meer en daarom kan hij nooit meer echt genieten. De wind woelt door zijn haar. Hier staat een eenzaam mens. Nu moet hij gaan. Nog even werpt hij een blik over het meer. Het is alsof hij op de grens van de aarde staat. Dan ontdekt hij de kleurrijke boog van Gods trouw langs de donkere lucht. De uiteinden lijken standvastig postgevat te hebben op de onrustige golven. Dat hij dit nu moet zien …’
Wie acht slaat op de natuur kan niet om de Maker heen. Vanuit deze opvatting zijn de overwegingen van de personages overtuigend verbeeld. In dit verhaal geeft niet de psychologische uitdieping de doorslag, maar de (terug)keer tot het geloof. Het recht tot haten (Bertrand) en de door God opgelegde wet tot vergeven (Jenny) botsen.
Uitgeverij Gebr. Koster, 232 pagina's pb. in zeer mooie staat
© 2025 www.refoboek.com - Powered by Shoppagina.nl